Johnny Weismuller
and the Rocking Pirates met Pat Van Daele
Hail, hail, rock ’n roll
Het waren hoogdagen in onze levens. Afgepeigerd na de werkweek, toch maar weer het wagentje volstouwen met versterkers , zanginstallatie, statieven, weerspannige gitaarkoffers….
Toch voltrok zich keer op keer het wonder. Na de bemachtigen van ons plaatsje en de zoektocht naar de nodige stekkers, weerklonk de chaos van de eerste gitaarakkoorden en riffs doorspekt met drumroffels en het Well, Well, Well… van de zanger steeg ten hemel als was hij de hogepriester van een nieuwe sekte, oproepend tot consecratie. Soundcheck.
Het duurde steevast een set, zo’n goede 50 minuten, tot het geroezemoes aan de toog en de tafeltjes verstomde en de roezemoezende massa na de pauze veranderde in een bonte wervelende draak op één of ander Chinees feest, tafels en stoelen opzij dansend.
Het geluid van kapot vallende bierglazen. I love the sound of breaking glas. Drie akkoorden in een 1,4,5 schema: Toegeven, nogal primitief maar o zo effectief.
Om een café op stelten te zetten. Het café. De kroeg. Grote podia hebben wij gekend, maar de kroeg dat was ons ding. Ons Territorium. Ook de huizenhoge cliché hebben we waargemaakt: Spelevarend op de woelige wateren van ons levens, besefte deze grappende, soms moe gekibbelde bende zijn eigen geluk niet.
We knew, it was only rock ’n roll but we like it.
Johnny Weibmuller and his rocking pirates.
Het waren hoogdagen in onze levens.
Live optreden In Mariembourg (Belgie)in de gietende regen. Das was nog echt live met fouten, lichteffecten, kerkbells en al maar wat een kwaliteit en vooral origineel!! Shadouwwestrijd en we wonnen die toch wel zeker!!! Hoe waren we daar in terecht gekomen?
Playlist:
Around and around – Menphis Tennesee
Twenty Flight rock – Summertime Blues
Blue moon – Be Bop A Lula
Race with the devil – Come back knocking
Rock with Ollie Vee – Blue days black nights
Sad drag and fall – That’s allright mama
Trying to get to you – Little Queenie
Blue suede shoes – gone gone gone
Honey don’t – Matchbox – I’m a man
Line up:
Jan Demeulemeester: Johnny Weismuller zang
Clairy Roman: Bas
Michel Van Cauwenberge: Drums
Johan Van der Rasspoilden : Gitaar
Patrick Van Daele : Gitaar & akoestiek gitaar
Tracklist:
1. Rock Around witj Ollie Vee
2. That’s Allright Mama
3. Trying to Get You
4. Race with The Devil
5. Gone Gone Gone
6. Blue Sued Shoes
7. Bopping the Blues
8. Lonesome Trian
*. Rockig Daddy
Credits:
Jan Demeulemeester: vocals
Clairy Roman: bass
Michel Van Cauwenberge: drums
Johan Van de Raispoilden: guitar
Patrick Van Daele: guitar
Tracklist:
1. Rockabilly boogie
2. Love my baby
3. Ubangi stomp
4. Don’t come back knocking
5. No particular place to go
6. The sky is crying
7. Iron Arm
8. Baby Blue
9. Sweet home Chicago
10. Caledonia
11. Baby Lets play house
Credits:
Line up:
Pat Ellet: Drums
Pat van Daele: Bass
Micky Mouse: Gitaar
Johan Vanderraspoilden: Gitaar
Jan Demeulemeester: Zang
Optreden ter gelegenheid van de opening Van onderdoorgang voor voetgangers te Wervik op de
lijn 69 Kortrijk – Poperingen.
Patrick Deed daar in zijn profesioneel leven naast muzikant de werfleiding en organisatie van de werf voor de toenmalige NMBS.
Bij de inhuldeging van deze werken werd een bluesconcert gehouden met 4 bands waaronder JW and the piraten – Patrick zat in de organisatie.
Fragmenten van dit historisch optreden.
Line up:
Rudy Bagget: Drums
Clairy Roman: Bass
Patrick Van Daele: Gitaar
Dieter Limbourg: Saxofoon
Johan Vanderraspoilden: Gitaar
Jan Demeulemeester: Zang
Voeg je koptekst tekst hier toe
KARPAT-ROCK Roemenië 1991 Een reisverslag door Patrick Van Daele
Ik vond toevallig in mijn papieren een klein blauw boekje van de NMBS met aantekeningen en reisverslag van onze historische reis naar Roemenie. Ik Dwing niet naar de NOBELprijs maar met een little help form van my friends geraken we in de streekkrant.
Na de val van het communistisch regime van Ceausescu, werd te Ronse het plan opgevat om humanitaire hulp te verlenen aan Cimpina. Roemenië was na de laatste megalomane jaren van de dictator in zo’n staat van verval geraakt, dat het makkelijk de vergelijking doorstond met een Derde Wereldland. Nadat de eerste hulpgoederen hun bestemming hadden bereikt en de eerste contacten
uitgroeiden tot vriendschapsbanden, groeide het idee van een culturele uitwisseling tussen de Roemeense rockgroep “Meteor” en hun Ronsische evenknie “Johnny Weissmüller and the Rockin’ Pirates”.
De entente tussen beide groepen vond snel zijn golflengte. Er werd gemikt op de tweede helft van juli ‘91 voor het Johnny Weissmüller – luik in Roemenië, met Cimpina als uitvalsbasis. “Karpat-Rock” was geboren.
Deel 1: Woensdag 17/07/1991
Het vliegtuig van Tarom landde met zo’n vijf uur vertraging op wat voor het tarmac doorging van de luchthaven van Otopeni. Parallel aan de landingsbaan doemden in de schemering de omtrekken op van afgedankte vliegtuigen waaruit men steevast wisselstukken sprokkelde om de nog luchtwaardige lijnvliegtuigen in de lucht te houden. Dat zette meteen de toon. In de aankomsthal hing een subtropische atmosfeer. Bij de minste inspanning liep het zweet je over de rug. Douaneformaliteiten zouden een eeuwigheid geduurd hebben, waren we niet op de hoogte gebracht over hoe je toen een Roemeense beambte kon smeren: Een paar pakken koffie, sloffen Amerikaanse sigaretten, een paar pakjes Nylons en honderdvijftig U.S. dollars verder, begaven de leden van Johnny Weissmüller & the Rockin’ Pirates zich afgepeigerd naar wat hun tourbus zou worden voor de komende tien dagen. De toenmalige leden, Rudy Baguet (drums), Dieter Limbourg (sax), Clairy Roman (Bas), Patrick Van Daele (gitaar), Johan Vanderaspoilden (gitaar), Jan Demeulemeester (zang), zochten snel een plaatsje in de krakkemikkige bus. In hun kielzog volgden vrienden en fans van het eerste uur.
De instrumenten (enkel de gitaren en een sax, de rest van het materiaal kregen we ter plekke in bruikleen van de leden van Meteor) werden gestouwd en beveiligd tussen de banken in. Wee degene die dacht zich op de achterbank een breed en comfortabel plekje te hebben veroverd: Achteraan zaten vuistgrote, doorgeroeste gaten in de vloerplaten waardoor men het wegdek zag voorbij schuiven. Het ergste daar waren echter de uitlaatgassen die vanuit een al even doorgeroeste uitlaat zich verspreidden achter in de bus. Daar gezeten kwam je gegarandeerd aan op je bestemming met de kater van je leven: Kloppende kop, braakneigingen, draaierigheid. En geheugenverlies…
Eenmaal gezeten beseften we dat de bus aan één kant volledig scheef hing. De schokdempers hadden het aan die kant opgegeven. Toen de muzikanten van Meteor de groeiende ongerustheid in onze blikken peilden, haalden ze een grapje boven uit het Ceausescu-tijdperk: ”Waarom heeft Roemenië de beste chauffeurs ter wereld? Omdat ze met het slechtste materiaal ter wereld rijden. Haha.”
Echt gerustgesteld waren we niet. Het vehikel had er meer dan dertig dienstjaren opzitten met meer dan chthonderdduizend kilometer op de teller.
En de teller was jaren geleden uitgevallen… Maar de chauffeur was inderdaad een kei. Nadat de bus tal van obstakels vermeden had, waaronder niet in het minst de talrijke, onverlichte boerenkarren getrokken door paard of muilezel (die waren al onderweg naar de één of andere vroegmarkt), stopten we twee uur later op het plein voor het cultureel centrum van Cimpina.
Er waren ons vreemde, dinosaurus-achtige constructies opgevallen die her en der, tot in het stadspark toe, stonden te knikken in het halfduister van de dageraad. Het bleken derricks te zijn die krakend en piepend het zwarte bloed uit de buik van moeder aarde oppompten: Cimpina bezat ooit één der grootste olieraffinaderijen ter wereld. We werden onderverdeeld over gastgezinnen die ons van verblijf en voedsel gingen voorzien. In ruil gingen we gratis spelen in een aantal locaties.
Ik kwam terecht bij Gigi en zijn vrouw Marjana. Gigi was gitarist bij Meteor en woonde in een appartementje in een “residentiële” wijk. Klein behuisd maar gezellig ingericht. Ik werd meteen ingelicht over een aantal te volgen regels: In gebrekkig Engels legde Gigi me uit dat er enkel op bepaalde tijdstippen weliswaar gratis) warm water en gas door de leidingen stroomde. (Als er al warm water of gas doorkwam…
Ook het toiletgebruik had zijn beperking: Na “de Grote Boodschap” moest het gebruikte papier in een daarvoor bestemd emmertje, anders was het risico op een algehele verstopping van de te kleine afvoerleidingen in het flatgebouw legio. De geneugten van het collectivisme.
Ik vroeg me af op welke infrastructuur Ceausescu en zijn nomenclatura hun gevoeg hadden gedaan.
Doodmoe plofte ik neer op het me voorbestemde opklapbed. Het was erg doorlegen, maar het was dat niet dat er voor zorgde dat ik de slaap niet kon vatten. Te veel te verwerken indrukken. Tenslotte sluimerde ik dan toch weg in een slaap waar totaal absurde dromen doorheen woedden.
Deel 2: Donderdag 18/07/1991
Bij het ontwaken haalde ik een frisse neus op het terrasje. Tot mijn verbazing stond er op het terrasje van het appartementsgebouw rechtover, een vetgemest varken. Een surrealistisch Felix Rops moment waarbij ik me afvroeg of ik wel degelijk uit mijn rare dromen was ontwaakt. Het dier wierp me een argwanende blik toe. Of was die blik bestemd voor de opgaande zon achter mij, wat betekende dat de lokale beenhouwer hem die dag kwam slachten?
Gigi en Marjana zetten me een uitgebreid ontbijt voor: Een paar spiegeleieren, thee, komkommer, tomaat, olijven, brood en een soort schapenkaas. Een ontbijt dat de rest van het verblijf onveranderd bleef. We maakten daarna een wandelingetje door de stad met de bedoeling verderop een taxi te nemen. De stad kwam grauw en onderkomen over. Bepaalde straten werden onveilig gemaakt door hele meutes uitgemergelde, zwervende honden. De vroegmarkt waarop we uitkwamen , kwam over als een opluchting, eindelijk menselijke activiteit.
Venters boden al roepend en pochend hun koopwaar aan: Voornamelijk groenten en éénmaal per week vis uit de Zwarte Zee. Vlees bleek daar niet aanwezig te zijn en werd sporadisch verkocht in staatswinkels waar het zonder koeling aan de man werd gebracht in een recordtempo.
Onwillekeurig dacht ik terug aan het onfortuinlijke varken op het terrasje. Marjana sloeg wat proviand in. Het werd me duidelijk dat Gigi en Marjana zich uit de naad werkten om mij een zo comfortabel mogelijk verblijf te geven.
De taxi stopte bij een zigeunerkamp aan een vuilnisbelt iets buiten de stad. Joelende kinderen omsingelden de wagen zodat we een ogenblikje verhinderd waren uit te stappen. Een potige Roma joeg ze met een snauw weg en vroeg iets aan Gigi, terwijl hij me van kop tot teen onderzoekend bekeek. Gigi verdween in een woonwagen met de man, terwijl ik terug belaagd werd door het groepje kinderen. Tien minuten later stapte Gigi naar buiten, scheefgetrokken door het gewicht van een gitaarversterker. De glimlach om zijn mond verraadde dat hij een goede deal had afgesloten. Tot mijn grote verbazing sleurde hij een recente Peavey versterker tot aan de doffe, verkleurde taxi.
Een eerste repetitie en kennismaking met de aanwezige geluidsversterking en instrumenten begon om 13uur.
Als leadgitarist kreeg Johan, Gigi’s eigen versterking aangewezen: Een Russische lampenversterker doorverbonden aan een luidsprekerkast van eigen makelij. Gigi demonstreerde de mogelijkheden van dat systeem, spelend op zijn zelfgebouwde kopie van een Fender Strat. Iedereen werd stil bij zijn stukje virtuoze interpretatie van Carlos Santana’s “Europe”. De Peavey waar ik mijn gitaar op aansloot gaf helder en krachtig de powerchords weer ter ondersteuning van de backbeat van de groep.
Zang snel OK, de basversterker van Clairy produceerde een vervelend achtergrond geronk, maar dat verzonk (+-) in het samenspel. Rudy stelde het drumstel van Sacha “naar zijn hand” op. Er werd besloten het drumstel niet te versterken. Niet genoeg micro’s aanwezig en een tekort aan kanalen in de mengtafel. Maar we kwamen tot een bevredigende balans. Last but not least, de saxofoon(Ons geheim wapen..).Het duurde wat, maar ook dat viel op zijn plaats. Wat kon die gast toen al improviseren! Later zou Dieter tot de top van de Belgische jazzmuzikanten behoren. De klok in het theater gaf 16u30 aan. Een bruin-groene literfles Pils zonder etiket, deed de ronde. Het optreden zou om 19u30 plaatsvinden.
Terug bij Gigi, zette Marjana ons de warme maaltijd van de dag voor. Eenvoudige en smakelijke kost die een man “terug op poten zet”. Ik probeerde Gigi een beetje uit te horen hoe de publiciteit gevoerd was. Blijkbaar draaiden de stencilmachines in dit land nog steeds op volle toeren. In de coulissen van het cultuurpaleis werd de zenuwachtigheid bijna tastbaar. Hoe zouden ze hier tenslotte reageren op rock & roll uit de fifties, dat bij ons al een tijdje over zijn populariteit heen was, behalve dan bij een publiek van liefhebbers?
Na een korte introductie door de verantwoordelijke van het theater werden we met zachte dwang het podium opgeduwd. Een paar tikjes op de zangmicro en zes “Well”’s later, scheurde een Chuck
Berry intro over de hoofden van een gezeten publiek. Tot aan de pauze werd er heel beleefd en afgemeten geapplaudisseerd. Achter de pauze kwam een gedeelte van het publiek niet meer terug,
doch jong en niet meer zo jong veroverden een plaatsje in de brede wandelgang tussen podium en de rood fluwelen, versleten zetels van de eerste rij.
Het dansen kwam op gang met een paar koppels die strikte, keurige danspasjes maakten. Als kwamen ze recht uit de les. Deze koppels werden al gauw eilandjes in een wervelende zee van joelende jongeren die geen uitstaans hadden met conventionele dansfiguren. Na een viertal bisnummers werd het optreden rond 9u30 door de verantwoordelijke stopgezet zonder enige vorm van protest vanwege de uitgelaten jongeren. Sommigen slopen echter langs de achterdeur binnen in de hoop één of andere handtekening te bemachtigen op wat overbleef van de gestencilde affiches. We deelden onze hapjes, een slok bier of Tuica met de rood aangelopen, lachende gezichten. Er gingen die avond zo’n 200 tickets over de toonbank. En wat een avond. Ik sliep die nacht als een blok.
Deel 3: Vrijdag 19/07/1991
Rond 9u30 was het verzamelen geblazen op het plein voor het theater waar we hadden opgetreden.
We bezochten een paar orthodoxe kerken en een tentoonstelling van kunstschilder Nicolae Grigorescu, grondlegger van de Roemeense, moderne schilderkunst.
Na een korte wandeling doorheen de heuvels van Cimpina, ging het richting Breaza, waar Johan met vrouw en kind logeerde bij de familie Tiberiu Patran. Tibi was leraar wiskunde. Nog de dag voor de executie van Nicolae Ceausescu en diens vrouw Elena, moest hij zich aanmelden in Boekarest bij de Securitate, de toenmalige
veiligheidsdienst. Hem werd gevraagd of hij een lijst wou samenstellen met de namen van studenten, vijandig gezind ten aanzien van het regime. Tibi weigerde en kwam daardoor zelf terecht op de zwarte lijst. Het tij keerde echter…
Het stadsfeestzaaltje van Breaza zag er van buitenaf goed onderhouden en een beetje kitscherig, kneuterig uit. Binnenin leek het echter alsof er een storm doorheen was geraasd: Houten banken
stonden in de hoogte gestapeld tegen een blinde muur. Een gedeelte daarvan was naar beneden gedonderd en lag verspreid over de vloer. Sommige banken versplinterd en uiteengerukt.
Het rook er muf, naar oud stof. Alsof er ergens een ton oude kranten opgestapeld lag. Op het podium bestond het voetlicht uit oude carbidlampen die ooit omgebouwd waren naar elektrische lampen. De elektrische stroomvoorziening en de zekeringskast, (kast?) leken zo te komen uit het laboratorium van Dr. Frankenstein: Een indrukwekkende op- en neerklapbare hoofdschakelaar en een paar porseleinen zekeringen.
We uitten onze ongerustheid over de veiligheid aan de technicus van dienst die ons verzekerde dat er geen vuiltje aan de lucht was. Op de vraag of we de verantwoordelijke van het zaaltje konden spreken, antwoordde de man kortaf: “En congé”. De mensen van Meteor hadden ondertussen alle materiaal opgesteld en met lood in de schoenen begonnen we aan de soundcheck. De oude afgesleten, plankenvloer hield wonderwel stand, maar
het drumstel schoof naar voren bij gebrek aan een tapijt. De technicus nagelde een paar plankjes op de vloer bij wijze van rem voor de drum. Er hing al een bizar, indringende brandgeurtje tijdens het klaarzetten van het zaaltje. Een kwartuur voor de aanvang en nog geen mens te bespeuren. Toen stroomde het zaaltje plots in een mum van tijd vol. Alle opgestelde banken werden ingenomen en achterin plaatste zich nog een opmerkelijk stilzwijgend groepje jongeren op. Toen we het podium betraden en Jan de micro met een zwaai innam, was het in het zaaltje zo stil als bij het begin van een begrafenisrede. Na het tweede nummer kwamen er groepjes mensen langs beide zijgangen
naar voor afgezakt. Achteraan kwam er nog wat volk binnen. Het zaaltje moest nu eivol zijn met nog enkel een lege, vrije zone voor het podium. Een soort “eerbiedwaardig” niemandsland.
En toen gebeurde het: Middenin het derde nummer, sprong de hoofdschakelaar af met een luide, metaalachtige klik. De brandgeur werd nog meer indringend en prikte in keel en ogen. Paniek op
het podium, maar de zaal bleef opmerkelijk kalm. Een bewegende lichtstraal kwam van achter in de zaal dichterbij, de technicus beklom het podium en met een zaklamp tussen de kaken geklemd, duwde hij de hoofdschakelaar terug in de aan-stand. Twee nummers verder, hetzelfde scenario.
Ditmaal nam de technicus, ijzig kalm, de porseleinen zekeringen uit hun fitting en draaide met een snelle beweging extra koperdraad rond de zekeringen. Ondertussen was het niemandsland ongeveer volledig ingepalmd door het jonge publiek. Wat later sprong de hoofdschakelaar nogmaals af en een deel jongeren dat vooraan uit de bol was gegaan, rolde over de vloer. Professor F. (We hadden de technicus ondertussen Frankenstein gedoopt) ging nu voor de radicale methode: Hij plantte zowaar een oude schroevendraaier in de houten wand over de schakelaar, zodat die bij overbelasting niet meer kon afspringen. We besloten het optreden af te korten en te eindigen met een medley klassiekers: That’s alright Mama, Johnny Be Goode, BeBop A Lula… Het zaaltje stond op zijn kop: Degenen die niet vooraan in het nomandsland waren geraakt, dansten met naar evenwicht zoekende, wiebelende pasjes op de houten banken. Een paar banken begaven het krakend. Het leek me even dat er vuurwerk uit de zekeringen sprong. Professor F. wrong zich door de menigte en kondigde het einde van het optreden aan. Gelaten en in relatieve kalmte verliet het jonge volkje het stadsfeestzaaltje. Twintig minuten later namen we opgelucht adem buiten, terwijl de mensen van- en vrienden van Meteor het materiaal in de bus laadden. Een nog rondhangend groepje jongeren trok ons mee naar een verder gelegen danszaaltje waar een lokale D.J. een vreemde mix van Roemeense Hardrock en volksdansen op het publiek afliet. Wat een nog vreemdere mix van danspatronen opleverde. Er werd geen alcohol geschonken en klokslag 11u30 viel de muziek stil en ging de hoofdverlichting aan. Terug verlieten de jonge Roemenen incidentloos de dancing en trokken huiswaarts. Onze tourbus wachtte ons met ronkende motor en openstaande deuren op.
Deel 4: Zaterdag 20/07/1991
Deel 5: Zondag 21/07/1991
Deel 6: Maandag 22/07/1991
Deel 7: Dinsdag 23/07/1991
Jan’s stem liet het afweten na de inspanningen van de voorbije dagen. Een lichte paniek sloeg toe. In der haast werd een nieuwe playlist in mekaar gebokst met een kleine set instrumentale nummers waarbinnen Dieter zijn improvisatorisch talent kon botvieren. Na het setje werd er overlegd met Mihaï of hij niet een paar Rock & Roll klassiekers kon interpreteren. Zwaaiend met een fles wodka, nam de man zijn taak wel heel erg ter harte. (Mihaï,dokter van beroep, loste namelijk elk probleem op met wodka…) Tenslotte vervoegde Jan dan toch het podium om te eindigen met onze goed gesmeerde R&R medley. Hilarisch zicht: Diplomaten in maatpak die als stijve harken uit de bol gingen…
Deel 8: Woensdag 24/07/1991
Uitstap met de bus naar de “Salina Slanic Prahova” zoutmijn, zo’n 100 km ten noorden van Boekarest. Niks aan de ingangspoort liet vermoeden dat er zich achter de poort een toeristische bezienswaardigheid bevond. Eenmaal binnen werden we overvallen door een koude tocht die vanuit de liftkoker naar boven stroomde.
De naargeestig ogende ingang was nauwelijks verlicht en er zat een man aan een houten tafeltje tickets te verkopen. Zijn verfomfaaid hoofddeksel was de enige aanwijzing dat hij een verantwoordelijke was. Hij stond op en telde het aantal aanwezigen in de inkom met korte hoofdknikjes. Plots schoof hij, zonder een woord te hebben gezegd, de schuifdeur van de lift met een ruk open en gebaarde dat we moesten plaats nemen in de houten kooi. Bij het instappen bemerkte ik dat er bovenaan de kooi slechts één kabel (dus geen tweede beveiligingskabel!) bevestigd was en dat de bodem van de lift door het gewicht nu al 10 centimeter lager zat dan de vloer van de inkom. We werden letterlijk als de spreekwoordelijke sardienen in de kooi gestouwd. De schuifdeur werd even snel achter ons gesloten als bij het openen. Een claxon gaf een luide, korte gil en toen leek het alsof we in vrije val naar beneden donderden.De kooi botste en stootte tegen de wanden van de koker aan. Ik kreeg een naar, verlammend gevoel in de onderbuik en verloor alle notie van tijd. Bovendien was het bijna volledig donker in de lift. Boven onze hoofden hoorden we een rommelend geluid als van een onweer, maar dan doffer. We voelden de snelheid afnemen en de druk in onze knie- en enkelgewrichten toenemen. Met een ruk kwam het houten gevaarte tot stilstand en steeg meteen weer een beetje naar omhoog. De deur werd opengeschoven en we stapten allen een beetje verdwaasd uit. Een kort moment was het muisstil en toen, als was er een teken gegeven, kwamen de tongen los. Een gids klapte in de handen en maande ons in gebrekkig Frans aan om bij elkaar te blijven. Ook hier was de verlichting zo flauwtjes dat we onmogelijk konden inschatten hoe hoog de zalen waren of op welke diepte we beland waren. Tot de gids de lichtstraal van zijn krachtige toorts naar boven richtte…We staarden met open mond naar op wat het gewelf van een ondergrondse kathedraal leek. Nooit hadden we bovengronds zo’n hoog gewelf gezien.
“We bevinden ons hier op 208 meter diepte” legde de gids, een zweem van triomf in de stem, uit.
De vochtig glimmende wanden leken op glinsterend marmer. Er heerste een microklimaat met een constante 12° Celsius en natuurlijke airconditioning. Volgens studies vindt men hier de zuiverste lucht op aarde, maar… zijn we hier nog op aarde? Het gevoel bekruipt je hier dat je voorgoed afgesloten bent van alles wat je gekend hebt. Je identiteit wordt als het ware opgezogen door de met jodium bezwangerde lucht.
Her en der lagen er nog verroeste getuigen van de voorbije mijnbouw. In een aantal zijgangen stonden, met het hoofdeind tegen de rechter- of linkerwand dezelfde, mistroostige ijzeren witgelakte bedden en dito nachttafeltjes, die men ginder toen overal terugvond in hospitalen, weeshuizen of rusthuizen. In dit stelsel zijgangen werden patiënten ondergebracht die leden aan ziektes van de luchtwegen, gaande van astma tot longkanker. En ja, de lucht werkte er heilzaam, maar je teerde er weg door de desolaatheid van het oord. Terug aan de lift liet ik mijn hand glijden over het geteisterde hout van de kooi. “Een ijzeren kooi zou het hier niet lang uithouden. Het zout.” De gids stond met zijn rug naar mij en keek me zijdelings aan. Gelaten als schaapjes namen we terug plaats in de lift en daar galmde terug die bloedstollende gil. Twaalf à vijftien minuutjes schatte ik de tijd om uit dit koele inferno te geraken. Ik besefte dat we dicht op mekaar moesten staan, om te verhinderen dat we van de één naar de andere kant werden gekatapulteerd. Terug buiten nam iedereen eens heel diep adem en keek met gefronste ogen naar een weldoend zonnetje. Rond de ingang van de zoutmijn lagen een aantal vijvers gevuld met melkachtig water, waarin mensen met een huidaandoening zwommen. De mijn was eind jaren veertig omgevormd tot kuuroord en toeristische attractie.
Op de terugweg ging het gesprek van de dag over de helse rit met de lift. Na een tragisch ongeval in 2014 zou de lift voorgoed worden gesloten… Vandaag worden de toeristen met mini-busjes via een spiraalvormige baan naar beneden gebracht.
Deel 9: Donderdag 24/07/1991
Bezoek aan Brasov. De stad bestaat uit twee, zeer verschillende gedeeltes: Een brede buitenring met wijken bestaande uit intriestige woonblokken en het oude stadscentrum dat vroeger Kronstadt heette en in de 15der en 16de eeuw één van de belangrijkste Duitse nederzettingen was in Transsylvanië.
In het oude Brasov kan je niet naast de monumentale, gotische Biserica Neagra kijken. De Zwarte Kerk kreeg die naam nadat een brand in 1689 de muren zwart blakerde. De kerk is één van de grootste van het land met het grootste beukenhouten orgel (4000 pijpen).
Een statig en Luthers interieur, met nog regelmatig diensten in het Duits. Niet ver daar vandaan staat op het centrale plein het 15de eeuwse raadhuis waarin het Provinciaal Historisch Museum is gevestigd
. Er liggen aan hetzelfde plein, maar telkens achter een banale poort met binnenpleintje twee mooie, Orthodoxe kerkjes waarin het erg druk was. Op de binnenpleintjes stonden de traditionele, dubbele ijzeren kaarsenaltaars: Eén met brandende kaarsen voor de overledenen en één voor de levenden. Op de heuvels ten westen van het centrale plein: De Zwarte en de Witte toren, die een prachtig panoramisch zicht boden over de oude stad en de omringende bergen. Zuidelijk in de Sheibuurt (Ooit bedoeld voor de Roemeense boeren die van de Saxen niet binnen de stadsmuren mochten!) ligt het mooie St Nicolaaskerkje (15de eeuw). In 1987 werd in Brasov een allereerste staking tegen Ceausescu gewelddadig onderdrukt.
Het bloedbad onder de studenten in 1989 in Timisoara luidde definitief de zwanenzang in van het regime. Gigi stopte me prompt een krant in de handen waar op de eerste bladzijde een foto en het relaas stonden van ons optreden in Boekarest. Met de nodige fierheid riep ik de anderen bijeen die zich als een groepje krassende kraaien op het krantje stortten.
Vanuit Brasov vertrokken we naar het skioord Poiana Brasov, dat er rond deze tijd van het jaar eerder verlaten bijlag. Na een korte maar fikse bergwandeling kregen we, in een berghut een uitgebreide maaltijd voorgeschoteld die werd opgeluisterd door een groepje zigeunermuzikanten.
De contrabas miste een snaar, maar dat hoorde je nauwelijks. Johan merkte op dat je, doorheen het virtuoze spel van de cimbalspeler (cimbal=een soort ambulant snarenxylofoon) de toonladders kon herkennen die Django Reinhardt gebruikte in menige van zijn solo’s. Ondanks de opzwepende muziek kregen we allen af te rekenen met een opkomende vermoeidheid. De fruitige Roemeense rode wijn deed de rest: Op de terugweg zakte de helft van de bende weg in dromenland. Ik zag, nog voor ik zelf wegdommelde, hoe we langs het stadsfeestzaaltje van Breaza reden. Het was niet afgebrand. Van Professor F. geen spoor te bekennen.
Deel 10: Vrijdag 25/071991
Heerlijk geslapen tot 9 uur. Een gezellig ontbijt en een lange babbel met mijn gastgezin.
Ons laatste optreden zou ‘s avonds doorgaan in het cultureel centrum van Cimpina. Afspraak daar om 16 uur . Clairy vond in de coulissen een oude, gehavende contrabas. Na wat onderhandelen met de concièrge veranderde de contrabas voor 35 dollar van eigenaar. Er liep een lelijke barst over het voorblad, maar dat zou onze gemeenschappelijke luthier Hugo Valcke, in België wel oplossen. Clairy zou tot zijn vroegtijdige dood begin 2000 op het instrument blijven spelen.
Rond 19u begon de zaal zich met mondjesmaat te vullen. Er kwamen maar een paar tientallen mensen op af. Het werd een beetje een lauw optreden: Te weinig opkomst, de vermoeidheid liet zich gevoelen en ja, het verlangen naar thuis groeide hoger dan ons verwachting naar meer reisperikelen.
Jan plantte tijdens zijn podiumact de voet van de microstaander (een rond, gietijzeren ding) onderaan in de gitaarhals van Johan. Met een paar ritmische “stabs” vulde ik het plotse gat in de gitaarpartijen op. De jaap in de nek van de Tele verhinderde het spelen gelukkig maar weinig. Johan gaf teken om door te spelen. Bijkomend werk voor Hugo…
Er glipten na het optreden weer een paar jongeren binnen via de achterdeur. We herkenden enkele van de opgewonden gezichten.
Ze begonnen plots meer pertinente vragen te stellen over België en het leven aldaar. We deelden terug onze drank en hapjes met het luidruchtiger geworden volkje.
Deel 11: Zaterdag 26/07/1991
De laatste dag in het gezelschap van onze Roemeense vrienden. Morgenvroeg zouden we terugkeren naar België. Het afscheidsfeest zou bij Tibi in de tuin doorgaan. Op de lange, geïmproviseerde tafel van schragen en planken stond een wel heel copieus buffet klaar: Potten Polenta, slaatjes recht uit de moestuin, kazen, koud vlees, bokalen augurken, opgelegde vis, brood; Borden, kopjes en glazen uit verschillende, onvolledige serviezen. Centraal op het gras in de boomgaard stond een ijzeren ton, omgevormd tot barbecue waaruit de rook begon op te kringelen. Op de grond, in het gras een paar grote tinnen borden met braadworst, lappen spek en stukjes varkensvet. Onze nieuwe vrienden hadden letterlijk alles uit de kast gehaald om een memorabel feestje te bouwen.
De buren waren uitgenodigd om het glas te heffen op de goede afloop van het eerste deel van onze zogeheten culturele uitwisseling. Zelfgemaakte Tuica in gerecupereerde 1 liter plasticflessen werd morsig rond gegoten in kleine glaasjes, het vlees begon te sissen op het barbecuerooster. Rond de tafel werden de herinneringen van de voorbije dagen bovengehaald.
Herinneringen die nu al begonnen aan hun eigen, gesublimeerde leven, maar niemand die iemands verhitte verhaal zou hebben tegengesproken. Lachende, rood aanlopende gezichten met toch een traantje in een ooghoek en een adem die of en toe stokte. Gitaristen discussieerend over…gitaristen en hun gitaren, zangers over zangers en hun capriolen en grillen. Ik gaf Gigi mijn gitaarpedaal en riem. Johan gaf hem een hele reeks reservesnaren. Gitaarsnaren waren toen een heus probleem in Roemenië. Er werd gebrainstormd over de komende Meteor toernee in België en onze overgebleven deviezen werden verdeeld onder de gastgezinnen en de Roemeense muzikanten. De opkomende maan duwde de rood wordende zon over de horizon en een koude, opkomende vochtigheid zoog onze krimpende voeten tegen de grond. Het vuur in de ton werd laaiend opgestookt en een akoestische gitaar deed de ronde. Ieder die niet te dronken was, of juist wel genoeg, begon aan zijn liedje.
Daar in het vale, bleke maanlicht, op dat stukje helling in Breaza dat afliep naar de bruisende Prahova, zongen we onze jeugd vaarwel. Maar dat wisten we toen niet.
Morgen zouden we op tijd in dat verdomde vliegtuig zitten.
